- déposer
- déposer [deepoozee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 een getuigenis afleggen ⇒ getuigen2 neerslaan ⇒ bezinksel vormen, bezinkenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 neerzetten ⇒ neer-, afleggen, afzetten2 in bewaring geven ⇒ in depot geven, afgeven3 afzetten ⇒ uit zijn ambt ontzetten4 doen neerslaan ⇒ doen bezinken, afzetten5 〈gordijn, schilderij〉afnemen6 〈politiek〉aanhangig maken♦voorbeelden:1 déposer la couronne • afstand doen van de kroondéposer ses hommages aux pieds de qn. • iemand zijn eerbied betuigendéposer le masque • het masker afwerpendéfense de déposer des ordures • verboden vuil te storten2 déposer de l'argent à la banque • geld op de bank zettenmarque déposée • gedeponeerd handelsmerk〈juridisch〉 déposer une plainte • een klacht indienen→ bilanIII se déposer (sur) 〈wederkerend werkwoord〉1 bezinken (op) ⇒ neervallen (op)1. v1) getuigen2) (doen) neerslaan3) neerleggen4) in bewaring geven5) afzetten, uit zijn ambt ontzetten6) afnemen [gordijn, schilderij]7) aanhangig maken [politiek]2. se déposer (sur)vbezinken, neerslaan
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.